De mens is een werkstuk zonder vastomlijnde gedaante.’
(Pico della Mirandola 1463-1494)

Op atelierbezoek – een zolder van een voormalige stadsboerderij in Utrecht – zie ik in het halfdonker objecten van zacht glanzend purschuim hangen, gelig uitgezakt in kleurige polyesternetten. Het purschuim doordringt het netwerk en wordt toch enigszins tegengehouden door de fijne vlechtstructuur. Een vreemde uitstalling van kunstmatige organen lijkt het, artificiële woekeringen die de zolderruimte stilaan in bezit nemen. Ze trekken mijn blik aan in hun hybride schoonheid, hun zachte vorm, kleur en glans maar stoten me ook lichtelijk af.
Linnen doeken worden opengevouwen. Lichaamsvormen van purschuim, van draad verschijnen, verwrongen, uit hun vel gegroeid, binnenste buiten gekeerd…. Sommige purschuim rondingen zijn bezaaid met kleurige, transparante kegeltjes die in het licht glinsteren als de huid van een reptiel. We kijken samen, raken vormen aan, tasten ons voort met woorden.
Hoe kwam je tot de keuze voor het purschuim als beeldend materiaal? ‘Het begon met een gevoel van ontevredenheid over mijn werk als sieraadmaker. Ik was bezig met sculpturale kragen en hoofdtooisels van gevlochten draad als extensie van het lichaam, maar het bleef toch sierend uiterlijk. Er was iets dat knaagde, ik besefte dat ik terug naar het lichaam moest op een heel basaal niveau. In een bui begon ik in het eerste beste lichaam te snijden dat ter handen was: een purschuim paspop.’ Een revelatie, bleek. ‘Op sommige plekken had ik naar mijn smaak teveel materiaal weggehaald, dus kocht ik purschuim om er weer stukken aan te plakken, materiaal toe te voegen. Toen ik op die manier bezig was kreeg ik het idee dat het lichaam meer zou kunnen zijn dan iets dat is beperkt in vorm, – er zou iets uit kunnen groeien dat de grenzen van het lichaam overstijgt. Zo heb ik purschuim als materiaal ontdekt. Purschuim zet enorm uit en is tamelijk oncontroleerbaar. Het oncontroleerbare uitzetten van het materiaal strookte ook met mijn instinctief verlangen dat er iets uit moest, dat ik artistiek een andere vorm moest zoeken. Tijdens mijn materiaalproeven zag ik hoe het materiaal uitstolde. De vormen die uit de bus vloeiden waren zo organisch, ze leken zelfs letterlijk op organen. Dus dat lichaam, en de organen die binnen het lichaam zitten naar buiten te brengen en te laten zien, was een gedachte die vrij snel ontstond. De spanning tussen het lichaam als kwetsbare entiteit en de kwaliteit als communicatiemiddel met de buitenwereld heeft me altijd gefascineerd. In het werk dat ik met purschuim begon te maken zag ik zowel de kracht als de kwetsbaarheid terug.’

Landschappelijk lichaam
De beelden en de draadobjecten uit de serie Brutale Groei zijn een ode aan het lichaam en tegelijk een beeldende ontleding waarin mentale en fysieke aspecten met elkaar vervlochten zijn. Waar begint het lichaam, en waar eindigt het wellicht, vloeit het over in de ruimte? De sculpturen van draad, een aftasting van het menselijke, soms ook plantaardige silhouet, vormen transparante volumes die openen, oplossen in de ruimte. Lichaam wordt landschap. Soms lijken het droombeelden – zoals de bolvorm met blaasachtige uitstulpingen, die aan binnenste buiten gekeerde tumoren doen denken of aan imaginaire denkruimtes die uit het lichaam barsten.
Het lichaam is een niet aflatend wonder ‘waarover wij slechts kunnen stamelen’, een ‘doorleefde ruimte’ die vooraf gaat aan ons denken. Dat zijn de woorden van de Franse filosoof Maurice Merleau-Ponty (1908 – 1961). Merleau-Ponty ging het om het besef dat het lichaam geen vaste entiteit is maar een levend microkosmos dat verandert in voortdurende communicatie tussen gewaarwording, psyche, gevoel, emotie en verstand en de interactie met de buitenwereld. Niet alleen de filosofie maar vooral ook de kunst kende Merleau-Ponty een belangrijke rol toe in de herwaardering van de zintuiglijke waarneming als bron van informatie
over de wereld. ‘Het kunstwerk kan ons verrassen, niet omdat het iets heel vreemds afbeeldt, maar omdat het iets wat ons juist vertrouwd is op een nieuwe, vreemde manier kan laten verschijnen. Door de gewaarwording van dit vreemde wordt onze blik aangetrokken en ondervraagd.’

Suzan Rüsseler.
2012